Opheffen handhavingsmoratorium Wet DBA: wat moet je hierover weten als toezichthouder?
28-01-2025
Wij informeren je als toezichthouder graag over de actualiteiten rondom de inzet van zzp’ers, meer specifiek de inzet van een interim-bestuurder. De reden dat we je hier over informeren, is dat het inhuren van een interim-bestuurder vanaf 1 januari 2025 kan leiden tot een naheffingsaanslag loonheffingen wanneer de Belastingdienst stelt dat feitelijk sprake is (geweest) van een dienstbetrekking voor de loonheffingen. Nu je als toezichthouder betrokken bent bij het aanstellen van het College van Bestuur, is het goed hiervan op de hoogte te zijn. Het inzetten van zzp’ers is een onderwerp dat de laatste maanden veelvuldig in het nieuws is geweest. De aanleiding hiervoor is het vervallen van het handhavingsmoratorium Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) van de Belastingdienst per 1 januari 2025. Het handhavingsmoratorium hield in dat de Belastingdienst tot 1 januari 2025 voor de loonheffingen niet heeft gehandhaafd als een zzp’er feitelijk werkzaam was in (fictieve) dienstbetrekking. Dit onder de voorwaarden dat geen sprake was van evidente kwaadwillendheid en er niet eerder door de Belastingdienst aanwijzingen waren gegeven aan de organisatie. Omdat het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 is vervallen, heeft de Belastingdienst weer de mogelijkheid om naheffingsaanslagen voor de loonheffingen op te leggen. Een door de Belastingdienst opgelegde naheffingsaanslag loonheffingen kan derhalve niet verder teruggaan dan 1 januari 2025, tenzij er al eerder aanwijzingen zijn gegeven aan de organisatie. Daarnaast geldt dat in het jaar 2025 door de Belastingdienst geen verzuim- en vergrijpboetes worden opgelegd als de organisatie aantoonbaar bezig is het aantal schijnzelfstandigen terug te dringen. Voor het beoordelen van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen dient aan drie kenmerken cumulatief te zijn voldaan, namelijk: De discussie over kwalificatie van de arbeidsrelatie spitst zich in de meeste gevallen toe tot de eerste voorwaarde, het aanwezig zijn van een gezagsrelatie. In de rechtspraak zijn deze criteria nader ingevuld, waaronder in een belangrijke Deliveroo-uitspraak die in maart 2023 door de Hoge Raad is gedaan. Hierin zijn negen gezichtspunten opgenomen die in ogenschouw moeten worden genomen bij de beoordeling van een arbeidsrelatie. Daarbij is en blijft het uitgangspunt dat alle feiten en omstandigheden per situatie in zijn geheel beoordeeld dienen te worden, waarbij geen enkel kenmerk doorslaggevend is, voor de beoordeling van de arbeidsrelatie. De Belastingdienst heeft in haar Handboek Loonheffingen het standpunt opgenomen dat bestuurders van stichting in principe altijd onder formeel gezag staan van het intern toezicht. De vraag is of dit zo generiek gesteld kan worden door de Belastingdienst, aangezien elke situatie op grond van de wet individueel beoordeeld dient te worden op basis van alle feiten en omstandigheden. Wanneer een interim-bestuurder is aangesteld om bijvoorbeeld een reorganisatie te leiden gedurende 10 maanden, dan kan mogelijk sprake zijn van een resultaatverplichting en kan dat een element zijn dat wijst op werken buiten dienstbetrekking. Wanneer het een interim-bestuurder is die de positie van bestuurder waarneemt totdat de nieuwe bestuurder in dienst is getreden bij de organisatie, dan is het verschil in werkwijze wellicht maar beperkt en kan dat daarmee een element zijn dat wijst op een dienstbetrekking. Let wel, het voorgaande ziet op situaties waarin je organisatie rechtstreeks een overeenkomst van opdracht sluit met een interim-bestuurder. Heeft jouw organisatie niet rechtstreeks een overeenkomst gesloten met de interim-bestuurder, maar bijvoorbeeld met een hiervoor ingeschakeld bureau, dan ligt het directe risico voor de loonheffingen niet bij jouw organisatie. Wel kun je te maken krijgen met een afgeleide risico, zoals de fiscale inlenersaansprakelijkheid. Daarnaast is het goed om te weten van het civielrechtelijke wetsvoorstel ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’ (VBAR). Het wetsvoorstel bevat een toetsingskader waarmee aan de hand van elementen bepaald kan worden of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit toetsingskader is gebaseerd op jurisprudentie die in de loop der jaren is ontwikkeld. Het Wetvoorstel wordt naar verwachting in 2025 behandeld in de Tweede Kamer en inwerkingtreding zal niet eerder zijn dan 2026. Tot slot wordt in de eerste helft van 2025 een uitspraak van de Hoge Raad verwacht waarin nadere duiding wordt gegeven aan de wijze waarop de arbeidsrelatie dient te worden beoordeeld. Wij informeren je na publicatie van deze uitspraak over de eventuele gevolgen, in aanvulling op dit nieuwsitem. Voor de WNT is de fiscale kwalificatie voor de loonheffingen het uitgangspunt om te bepalen of een topfunctionaris binnen of buiten dienstbetrekking werkt. Dit verschil is relevant omdat bijvoorbeeld voor een topfunctionaris buiten dienstbetrekking voor de eerste twaalf kalendermaanden een hoger WNT-bezoldigingsmaximum geldt, maar het is ook relevant voor het vaststellen van de deeltijdfactor. Indien de Belastingdienst beslist dat voor de interim-bestuurder sprake is van een dienstbetrekking voor de loonheffingen, heeft dit ook gevolgen voor de WNT. In dat geval kwalificeert de bestuurder namelijk vanaf aanvang van zijn werkzaamheden als topfunctionaris in dienstbetrekking met als gevolg dat een ander (lager) WNT-bezoldigingsmaximum van toepassing is voor de eerste 12 maanden van het vervullen van de functie. Dit kan leiden tot een onverschuldigde betaling. Omdat een naheffingsaanslag loonheffingen in beginsel niet verder teruggaat dan 1 januari 2025, zijn vanaf 1 januari 2025 de regels van foutherstel van toepassing op het corrigeren van de WNT-verantwoording als een interim-bestuurder toch feitelijk de functie in dienstbetrekking heeft vervuld. Wij willen je erop op attenderen dat zorgvuldig handelen gewenst is indien jouw organisatie een overeenkomst van opdracht sluit met een interim-bestuurder. Hiertoe kun je bijvoorbeeld de hulp van een juridisch of fiscaal adviseur inroepen om je te helpen de aard van de arbeidsrelatie vast te stellen. Het niet juist kwalificeren van de arbeidsrelatie raakt namelijk niet alleen de positie van de betreffende interim-bestuurder voor de hoogte van zijn WNT-bezoldiging, maar heeft ook gevolgen voor je organisatie. Zo zal in de jaarrekening eventueel foutherstel moeten plaatsvinden, wat gelet op de maatschappelijke functie van de organisatie vragen kan oproepen bij stakeholders. Daarnaast kan het voor jou als toezichthouder persoonlijk relevant zijn hier zorgvuldig mee om te gaan, hetzij op grond van je hoofdfunctie hetzij op grond van andere toezichthoudende functies. Denk hierbij aan het betrouwbaarheidsonderzoek van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voor financiële dienstverleners, waar een fiscaal bestuurlijk antecedentenonderzoek onderdeel van is en de Fit en Proper test voor toezichthouders bij woningcorporaties die iedere nieuwe bestuurder of toezichthouder dient te doorlopen. Eén van de vragen in laatstgenoemde test is of aan de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als bestuurder of toezichthouder, of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, een vergrijpboete is opgelegd. Hiermee kan een fiscale vergrijpboete, door het onjuist kwalificeren van een arbeidsrelatie van je bestuurder of overig personeel, eventuele gevolgen hebben bij nieuwe aanstellingen als toezichthouder of bestuurder. Beoordelen van de aard van de arbeidsrelatie
Aandachtspunten voor de WNT
Aandachtspunt voor leden intern toezicht